Het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Het is een zin die we regelmatig uitspreken (of denken), maar hoe werkt dat eigenlijk? Als het gaat om leren dan zijn de uitzonderingen soms cruciaal om iets echt te kunnen begrijpen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het leren van categorieën.
Neem bijvoorbeeld een fietstochtje van een vader, met zijn kind voor op het zitje aan het stuur. Bij elk groot dier in een weiland, met vier poten, een staart aan de achterkant en een kop aan de voorkant zegt papa ‘kijk, een koe’.
Na verloop van tijd lijkt de kleine het te snappen en zegt, wijzen met zijn vingertje, ‘koe!’. Nee, zegt papa, dat is een paard. Huh? En op dat moment ontstaat er verwarring. Want net als denkt dat je weet hoe het zit… Er komt juist door die verwarring er een proces op gang, waarbij het kind gaat uitvogelen waarom dat dan geen koe is. Misschien de kleur. Die koe was zwart-wit, dit beest was bruin. Paard is bruin? Even testen… Het lijkt te werken, tot natuurlijk de bruine koe voorbij komt! OF het zwart-witte paard.
Opnieuw begint dan er een zoektocht naar een aanwijzing of hint (ook wel cue genoemd) om te bepalen wat een koe is en wat niet. Stukje bij beetje leert een kind steeds verfijndere aanwijzingen te herkennen om een koe van een paard te onderscheiden. De categorie ‘koe’ wordt steeds beter onderscheiden van de categorie ‘paard’, door elke keer een nieuwe aanwijzing te onderzoek. Soms klopt zo’n cue, en soms ook niet.
Veel van onze kennis is in ons brein opgeslagen in dit soort categorieën. Zo zijn vogels in mijn hoofd grofweg ingedeeld in een categorie 'roofvogels', een categorie ‘watervogels’ en een categorie 'alle andere vogels'. Binnen die laatste categorie heb ik dan weer een subcategorie KBV: Kleine Bruine Vogeltjes.
Een vriend van me heeft die categorie nog verder ingericht en weet bij Kleine Bruine Vogeltjes precies met welk KBV'tje we te maken hebben. Jaren en jaren is hij al bezig te leren welke verschillende vogels er zijn, hoe ze er uit zien, welke geluiden ze maken, hoe ze vliegen, waar ze leven, etc. Ik heb dat niet gedaan en bij mij houdt het dus wel zo’n beetje op met 'mus' en 'geen mus'.
Het uitleggen van categorieën an sich niet genoeg is. Het leren van categorieën lukt je alleen echt goed door waarnemingen en ervaringen in de realiteit te toetsen aan de cues in je hoofd, en op die manier de categorie steeds verder te verfijnen. Je moet niet alleen de categorie leren, je moet ook de cues leren en dan moet je nog leren om die cues te koppelen aan de juiste categorie én aan de juiste waarneming.
Neem bijvoorbeeld de categorieën PMD, GFT en Rest. PMD leek mij nogal een inkoppertje, tot ik mijn broer sprak. Die werkt in de plasticrecylcingsbusiness. PMD is blijkbaar niet zo maar PMD! PMD heeft codes, de ene plastic is de andere plastic niet. En sommige plastic moet in de Restcontainer. Niet in de PMD container. Mijn waarneming van plastic - en vooral van plasticsoorten - moest dus nog worden gefinetuned, en op grond daarvan moest ik de categorieën PMD en Rest ook nog eens aanpassen. Iemand moest mij duidelijk maken dat het niet klopte wat ik dacht te weten.
Een categorie kun je dus niet – of in ieder geval niet alleen maar – uitgelegd krijgen. Die moet je zelf vullen en opbouwen in je hoofd. Verschillende soorten (categorieën) bomen van elkaar onderscheiden leer je door heel erg vaak naar echte bomen te kijken en de kenmerken te leren zien die een boom tot die specifieke boom maakt.
Een jonge populier ziet er anders uit dan een oude, in de winter anders dan in de zomer, op de vlakte anders dan midden in het park, etc… Onder heel veel verschillende omstandigheden herken je na verloop van tijd de populier als populier. En als je maar lang genoeg doorleert herken je ook de subsoorten.
Want dat is waar echte expertise vaak om draait: van een paar grove hoofdcategorieën ga je steeds verder finetunen naar subcategorieën. Bij kunstgeschiedenis leer je eerst de stromingen, dan de schilders binnen de stroming, dan de fase waarin een schilder iets gemaakt heeft (begin of einde van de carrière), dan in welke stemming de schilder mogelijk was (denk aan de gesteldheid van Van Gogh), etc. En voor elke nieuwe subcategorie moet je dus weer nieuwe cues leren om die subcategorie te herkennen.
Er zijn in het leven heel veel categorieën om te leren, ze zijn echt overal: leiderschapsstijlen, plantensoorten en diersoorten, pedagogische stromingen, beschermingsstatus van gewassen, tijdvakken in de geschiedenis, ecologische zones, etc.
Het leren van al deze categorieën is dus niet slechts een kwestie is van feiten absorberen, en het lesgeven in categorieën niet slechts een kwestie van die feiten uitleggen en presenteren. Het is een interactief proces waarbij we onze waarneming en kennis continu aanpassen. Dat je er zo nu en dan naast zit en dus fouten maakt is niet alleen geen probleem, het is zelfs noodzakelijk om goed te kunnen leren!